“Dit is een historische samenkomst.
Voor de eerste keer komen arbeiders uit bezette bedrijven van over het
hele continent samen.”
Serge Goulart, Verenigde Arbeidersraad van de Braziliaanse groep van bezette bedrijven
“We hebben getoond hoe de arbeiders een bedrijf kunnen beheren, dat betekent dat we ook de maatschappij kunnen beheren.”
Ricardo Moreira, PIT-CNT, Uruguay
Meer dan 400 mensen van 235 bedrijven onder arbeiderscontrole en 20 verschillende nationale vakbondscentrales namen deel aan de “Eerste Latijns-Amerikaanse samenkomst van bedrijven onder arbeiderscontrole” in Caracas, van 27 tot 29 oktober. Dit was werkelijk een historische meeting, de eerste keer dat arbeiders betrokken bij bedrijfsbezettingen in verschillende landen elkaar ontmoetten om hun problemen te bespreken, ervaringen uit te wisselen en politieke conclusies te trekken uit hun strijd.
Een dergelijke meeting kon alleen maar plaats vinden in het revolutionaire Venezuela waar het de steun kreeg van de Bolivariaanse regering onder Chávez. Tijdens de openingsbijeenkomst, die plaatsvond in het Teresa Carreño Theater, met 3000 arbeidersactivisten, legde president Chávez uit waarom het juist het kapitalisme is dat bedrijven sluit en dat deze “moeten teruggewonnen worden door de arbeiders”. Hij vergeleek de strijd van de beweging van de bedrijfsbezettingen met de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Spaanse heerschappij in de 19de eeuw en benadrukte het “potentieel van de arbeiders in ons continent om de ketens te breken en het kapitalisme achter ons te laten”. Het platform van de bijeenkomst verzamelde een aantal ministers, vakbondsleiders van het hele continent en arbeiders van bezette bedrijven (waaronder Edgar Peña, leider van de arbeiders van Invepal).
Chávez benadrukte dat de fabrieksovernames die we in de verschillende landen zien, deel uitmaken van de strijd voor echte soevereiniteit en bevrijding van de Amerikaanse dominantie. Maar tegelijkertijd herinnerde hij eraan dat “de mensen en de arbeiders van de VS ook hun rol te vervullen hebben in deze strijd”. Chávez legde zijn standpunten uit tegenover de vakbondsbeweging en haar relatie met de Bolivariaanse regering. Hij begon met een groet aan de linkse vakbond UNT, maar voegde eraan toe dat de nieuwe vakbondsfederatie “noch nu noch later een appendix mag worden van de regering, dat ze er autonoom en los” van moet bestaan. Het oude bureaucratische vakbondsmodel van “vakbonden die uiteindelijk achter de rug van de arbeiders onderhandelden met de bazen over het leven van die arbeiders” moet uit de vakbeweging verwijderd worden.
Chávez stelde een netwerk voor van bedrijven onder arbeiderscontrole zodat deze kunnen samenwerken en ervaringen uitwisselen. Ten slotte kondigde hij nog de onteigening aan van twee bedrijven, Sideroca en de Cumanacoa Suikermolen. Dit nieuws werd op een enthousiaste staande ovatie onthaald door de 3000 aanwezige arbeiders, die scandeerden “asi, asi, asi es que se gobierna (“dit is hoe er moet geregeerd worden”). De Sideroca-fabriek in Zulia maakt metalen buizen voor de olie-industrie en werd zes jaar geleden door haar eigenaars verlaten. Op 6 september heeft een groep voormalige arbeiders en mensen van de lokale gemeenschap de fabriek overgenomen om de eigenaars te beletten de machines weg te halen, en sindsdien vragen ze de onteigening onder arbeidersbeheer. De Cumanacoa Suikermolen in Cumaña werkte sinds de privatisering in 1992 nog maar op halve capaciteit, en recentelijk was de situatie nog verslechterd tot hij nog slechts op 20 procent van zijn capaciteit werkte. Arbeiders en lokale suikerrietproducenten hebben om onteigening gevraagd.
Chávez kondigde aan dat hij de onteigeningsdecreten zou tekenen voor hij deze week naar de Mar de Plata-top in Argentinië zou gaan. Hij zei dat er nog meerdere zouden volgden en noemde de tomatenverwerkingsfabriek Caigua in Guarico. Deze werd op 7 juli overgenomen door de arbeiders na een conflict over onbetaalde lonen, toen de arbeiders beseften dat de eigenaar van plan was de grondstoffen (tomatenpuree) die nog in de fabriek aanwezig waren, te verkopen. Opnieuw vroegen de arbeiders hier om de onteigening van de fabriek zodat de arbeiders deze konden overnemen. Maar de president voegde eraan toe dat de bedoeling niet was de bedrijven te onteigenen zodat hun arbeiders “van de ene dag op de andere rijk zouden worden”, maar wel dat de productie ten goede moet komen aan de gehele gemeenschap. De verklaring van de arbeiders van Caigua tijdens de “Encuentro” (ontmoeting) lag in dezelfde lijn: “wij willen geen 57 kapitalisten creëren; wij zijn op weg naar het socialisme”. Of zoals Serge Goulart zei: “dit is een president die de kant kiest van de arbeiders, niet in woorden, of met verklaringen, maar met de tastbare feiten van deze twee onteigeningen”.
Debatten over bedrijfsbezettingen
De Encuentro ging dan verder in de vorm van een aantal afzonderlijke meetings, een voor vakbondsorganisaties, een voor arbeiders van bezette fabrieken en een voor leden van het parlement en regeringsafgevaardigden.
Er was een debat over de vormen van eigendom die de bedrijven onder arbeiderscontrole moesten krijgen. De kameraden van Cipla-Interfibra-Flasko-Flaskepet, een groep van bedrijven onder arbeidersbeheer in Brazilië (http://paginas.terra.com.br/noticias/cipla/), drongen aan op nationalisering onder arbeiderscontrole. Serge Goulart, de coördinator voor de Verenigde Arbeidersraad, was onverzettelijk: “Wij zijn tegen de idee van een ‘solidariteitseconomie’. In feite zou dit betekenen dat de arbeiders kapitalisten worden, de arbeidersklasse verzwakken en, concurrerend op de kapitalistische markt, zouden zij er alleen in slagen door andere fabrieken failliet te maken. Wij zijn voor nationalisering, maar nationalisering onder arbeiderscontrole zodat de opkomst van een nieuwe bureaucratie kan worden vermeden.” Bovendien stelde hij dat deze strijd enkel kan worden gezien als een deel van de algemene strijd voor de “nationalisering van banken en multinationals zodat de economie kan gepland worden in functie van de noden van de bevolking”. “Er kan geen socialisme in één land bestaan, en nog veel minder in één bedrijf!”, zei hij nadrukkelijk.
Op de vraag over het debat dat president Chávez had geopend over “socialisme van de 21ste eeuw” antwoordde Serge Goulart: “De Venezolaanse Revolutie is zo bijzonder omdat ze bevestigd wat de marxisten altijd hebben gezegd. Ze begon als een strijd tegen imperialisten en voor nationale soevereiniteit. Maar toen zagen we de arbeiders op het strijdtoneel verschijnen in de strijd tegen sabotage van de olie-industrie en de revolutie zette zich voort, zoals bij de nationalisering van Venepal op 19 januari van dit jaar. Ze begon als een anti-imperialistische strijd, maar ofwel wordt ze socialistisch ofwel wordt ze verpletterd. (…) De vraag over de nationalisering van banken en multinationals zal worden gesteld; het kan alleen gedaan worden door de arbeiders.”
Orlando Chirino, de nationale coördinator van de Venezolaanse UNT, legde de context uit waarin deze bedrijfsbezettingen plaatsgrijpen: “Dit is het symptoom van de degeneratie van het kapitalisme dat leidt naar een proces van dereguleringen, flexibilisering en toenemende uitbuiting van de arbeiders. Kapitalisme speelt niet langer de progressieve rol die het ooit heeft gespeeld.” Het hele proces is niet vrij van tegenstellingen of moeilijkheden. In het geval van Venezuela in het bijzonder, hebben de meeste arbeiders die betrokken zijn bij de bezettingen, geen ervaring van vakbondsorganisatie of strijd, en zij zullen met vele problemen worden geconfronteerd. Maar met oog op de redding van jobs en bestaansmiddelen is het volgens Orlando de taak van de vakbonden om deze instinctieve beweging van fabrieksbezettingen een “bewuste uitdrukking te geven, met het uiteindelijke doel de productiemiddelen te socialiseren.” Zowel Chirino als de vakbondsvertegenwoordigers van Venezuela’s staatsgeleide elektriciteitscentrale CADAFE benadrukte dat arbeidersbeheer buitengewoon progressief was en “de enige manier om bureaucratisering en corruptie die de Bolivariaanse Revolutie bedreigen, te verslaan”.
Samenwerkingsakkoorden
Als onderdeel van de meeting kwamen vertegenwoordigers van verschillende arbeidersbeheerde bedrijven samen om te discussiëren en wederzijds gunstige akkoorden te bespreken. Zij benadrukten echter dat dit niet enkel commerciële overeenkomsten waren, maar eerder gebaseerd waren op verschillende principes van samenwerking, overdracht van technologie enzovoort.
Een van de ondertekende akkoorden was dat tussen Venezuela en de Cipla-Interfibra-Flasko-Flaskepet groep van bedrijven onder arbeidersbeheer in Brazilië. Enerzijds zal het Venezolaanse petrochemische staatsbedrijf Pequiven grondstoffen verkopen aan Cipla tegen gunstige voorwaarden, en anderzijds zal de Venezolaanse oliemaatschappij PDVSA afgewerkte pijpen kopen van Cipla. Maar tegelijkertijd zullen de arbeiders van Cipla-Interfibra technologie en knowhow leveren aan Venezuela om een aantal fabrieken op te starten die PVC-frames voor ramen, deuren en ander constructiemateriaal kunnen maken. Dit alles zal Venezuela in staat stellen een doorbraak te bewerkstelligen op het monopolie van enkele Amerikaanse multinationals.
Het belang hiervan is dat in realiteit de Venezolaanse regering directe hulp levert aan een aantal fabrieken in Brazilië die bezet en beheerd worden door de arbeiders, die meerdere keren bedreigd zijn met verdrijving en opsluiting door het Braziliaanse gerecht. De arbeiders in Venezuela en in heel Latijns-Amerika zullen hierdoor dan ook aangemoedigd worden om hun eigen fabrieken over te nemen.
Internationalisme en anti-imperialisme
De ‘Encuentro’ had ook een nadrukkelijk internationaal karakter. De aanwezigheid van een delegatie van de Boliviaanse vakbond COB bracht een wind van de revolutionaire tradities van de Boliviaanse mijnwerkers en arbeiders. Jaime Solares, de secretaris van de COB, benadrukte de “sleutelrol van het proletariaat op internationaal vlak” en voegde hieraan toe dat “socialisme nog niet dood is, het is nog steeds relevant”. Hij waarschuwde ook voor de dreiging van een internationale interventie tegen de Boliviaanse revolutie, in het bijzonder de dreiging die uitgaat van de onlangs opgezette Noord-Amerikaanse militaire basis in de Chaco-streek in Paraguay, aan de grens met Bolivia.
De situatie in Haïti werd eveneens besproken. Julio Turra, van de Braziliaanse vakbond CUT, zei onomwonden dat de “Braziliaanse troepen in dienst staan van het imperialisme”. De slotverklaring van de aanwezige vakbonden riep op voor een “terugtrekking van de troepen in Haïti, Irak en Afghanistan”.
Er was ook sterke oppositie tegen de Free Trade Area of the Americas (die van heel het Amerikaanse continent een vrijhandelszone wil maken), gepromoot door de Amerikaanse regering. Ricardo Moreira van de Uruguayaanse PIT-CNT verklaarde dat “de enige echte integratie niet die van de handel is, maar de integratie gebaseerd op de arbeidersklasse, die de meest revolutionaire klasse is”. De Argentijnse vakbondsafgevaardigden kondigden een nationale werkonderbreking aan op 4 november tegen de aanwezigheid van Bush op de top van Amerika in Mar del Plata.
Slotmeeting en conclusies
Ten slotte, na drie dagen hard werk en discussies, na het uitwisselen van ervaringen door verschillende groepen arbeiders die gedwongen waren geweest hun fabriek over te nemen om hun inkomen veilig te stellen, kwam iedereen terug samen: 500 arbeiders, vakbondsafgevaardigden en Venezolaanse regeringsambtenaren (waaronder de minister van Arbeid María Cristina Iglesias en een aantal andere ministers).
De sfeer was enthousiast, en voor het begin van de meeting stonden alle arbeiders op en riepen de slogan die verspreid was door de beweging van fabrieksbezettingen in Argentinië: “Aqui están, estos son, los orbreros sin patrón” (“hier zijn we, wij zijn het, de arbeiders zonder baas”). Bijna 200 arbeiders waren van Argentinië overgekomen om deel te nemen aan deze gebeurtenis, en de Argentijnse Nationale Beweging van Bezette Bedrijven (MNER) had een sleutelrol gespeeld in de organisatie.
De conclusies van de verschillende workshops werden voorgelezen en goedgekeurd, en dan werd een gezamenlijke verklaring, “de verbintenis van Caracas”, voorgelezen door een leider van de arbeiders van de Caigua tomatenfabriek, waarna ze werd goedgekeurd bij acclamatie. De arbeiders van de fabrieken onder arbeidersbeheer hadden ook hun eigen politieke verklaring ingediend, waarin ze het belang van de Encuentro uitlegden. “Wij zijn hier om onze beweging voorwaarts te duwen, ze te beschermen, elkaar te helpen en ons te versterken in de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand van de volkeren, het kapitalisme, dat oorlog brengt en wereldwijd miserie plant”. De verklaring verdedigde ook het recht om fabrieken te bezetten: “de kapitalisten, de financiële speculanten en de multinationals zijn de schuldigen van het faillissement van de bedrijven. Elke fabriek die gesloten wordt, is een sociaal kerkhof. (…) Daarom hebben de arbeiders van het platteland en de stad het recht om fabrieken en het land te bezetten om hun jobs en de soevereiniteit van hun landen te verdedigen. Dat is waarom we de fabrieken bezetten en de productie heropstarten.”
De overeenkomst begroette de aankondiging van komende onteigeningen door president Chávez: “In Venezuela, dat een revolutie doormaakt, hebben de arbeiders op verschillende manieren onteigeningen onder arbeidersbeheer op de agenda geplaatst. Wij begroeten de aankondiging van kameraad president Chávez tijdens de opening van deze Encuentro, van twee nieuwe onteigeningen van bedrijven en dat deze onder arbeidersbeheer moeten komen. Dit is wat we nodig hebben in al onze landen.”
Verder werd ook uitgelegd wat het karakter en het uiteindelijke doel van de beweging was: “Wij willen evolueren naar een economie onder volledige arbeiderscontrole zodat ze kan gepland worden in functie van de noden van de gehele bevolking. Onze beweging is anti-imperialistisch en antikapitalistisch. Het is een oproep en een georganiseerde beweging van de arbeidersklasse tegen het regime van privé-eigendom van grootschalige productiemiddelen, wat enkel kan bestaan door middel van oorlog, en uitbuiting en onderdrukking van de volkeren.”
De verklaring waarschuwde voor de gevaren die de beweging bedreigen. “Ons verzet is niet onopgemerkt door de bazen, door het Kapitaal en hun internationale instellingen, die ons proberen te vervolgen en verpletteren. Maar ze zoeken ook manieren om ons verzet te breken door arbeiders op verschillende manieren te betrekken in klassencollaboratie, door hen te verleiden met mogelijkheden van individuele integratie in het kapitalistische systeem.” Om deze pogingen tegen te gaan, werd overeengekomen een internationaal netwerk op te zetten voor bezette bedrijven onder arbeidersbeheer. “Van nu af aan zullen we als één man opstaan als een regering in één land ons aanvalt of dreigt de bedrijven te sluiten die wij controleren.”
De verklaring werd afgesloten met een inspirerende oproep: “Zij stelen ons land; wij bezetten het. Zij voeren oorlog en vernietigen volkeren; wij verdedigen de vrede en de integratie van de volkeren met respect voor hun soevereiniteit. Zij verdelen; wij verenigen. Omdat wij de arbeidersklasse zijn. Omdat wij het heden en de toekomst zijn van de mensheid. Wij roepen allen op om deze strijd voort te zetten, te verbreden en volgend jaar terug samen te komen om de eenheid en de strijd te versterken die wij samen met de arbeidersklasse voeren, met alle volkeren verenigd, tegen de gemeenschappelijke vijand van de mensheid. Venceremos!” (“De overwinning is aan ons!”)
De ‘Encuentro’ zal ongetwijfeld de strijd aanmoedigen van de arbeiders over heel Latijns-Amerika en verder. Tijdens de openingsmeeting beschreef Julio Turra van de CUT hoe “wanneer de regering van Chávez de oorlog verklaart aan het grootgrondbezit, dit een aanmoediging is voor de kameraden van de MST (Braziliaanse landloze boerenbeweging). Wanneer ze de bazen onteigent die de staatsgreep hadden gepleegd, is dit een aanmoediging voor de kameraden van Brazilië die gedurende drie jaar hebben gestreden voor de eis dat de regering hun verlaten bedrijven onteigent.”
In Venezuela bleef deze meeting niet gevangen tussen de vier muren van de congreszalen. Verslagen over de meeting en documentaires over de bezette fabrieken in verschillende landen kwamen voortdurend op beide overheidszenders. Arbeiders van de bezette bedrijven waren aanwezig op het wekelijkse TV-programma ‘Aló Presidente’ van Chávez, en kregen het woord. Nu is het aan de arbeiders en de vakbondsbeweging in Venezuela om de oproep te beantwoorden, en de lijst te bekomen met de 700 fabrieken die door de bazen zijn gesloten, om deze over te nemen. Hier hebben de arbeiders nu een president gevonden die hun zaak steunt, en hen zelfs aanmoedigt.
Het leidt geen twijfel dat deze meeting de geschiedenis van de Latijns-Amerikaanse vakbeweging zal ingaan. In de woorden van de reeds eerder geciteerde Ricardo Moreira van de PIT-CNT: “We hebben getoond hoe de arbeiders hun bedrijven kunnen beheren, dat betekent dat we de maatschappij ook kunnen beheren.”