De resultaten van de Griekse verkiezingen waren een duidelijke uitdrukking van de verlinksing en sociale polarisatie in de samenleving. De rechtse regeringspartij Nieuwe Democratie (ND) verloor 3,53 procent tegenover de vorige verkiezingen. Ze ging van 45,37 procent in 2004 naar 41,84 procent ofwel van 3.353.295 stemmen naar 3.067.952. Dit was de grootste procentuele val van een regerende partij na één legislatuur in de laatste 26 jaar. In de steden drukte de neergang van ND zich nog sterker uit: in Athene 4,3 procent, in Piraeus 4 procent, in Thessaloniki 6 procent en in Patras 4 procent. Deze resultaten bevestigen de stemming van verbolgenheid over de regering.
Toch is de grootste verliezer onmiskenbaar de sociaal-democratische Pasok, die met een verlies van 2,45 procent zakte tot 38,10 procent. Dit was de eerste keer in Griekenland dat de tweede grootste partij in het parlement verliest ondanks een crisis en verlies bij de regerende partij. De steun voor Pasok was de laagste sinds 1977 [toen de partij nog maar drie jaar bestond, n.v.d.r.]. In de grote steden verloor Pasok zo sterk dat je zou denken dat ze in de regering zat: in Athene en Piraeus 5 procent, in Thessaloniki 2,5 procent en in Patras 2 procent. De belangrijkste reden voor deze nederlaag is de verdere verrechtsing van de partijleiding na de dood van stichter Andreas Papandreou midden jaren ’90. Nadat de Pasok gedurende acht jaar onder leiding van Kostas Simitis in de regering in essentie een neoliberaal beleid voerde (1996-2004), zette Giorgos Papandreou, zoon van Andreas, als leider van de oppositie dezelfde lijn verder. Zijn programma was openlijk pro-kapitalistisch met nadruk op “de versterking van de Griekse ondernemingen”.
De echte winnaars van deze verkiezingen zijn de linkse partijen KKE (de communisten) en Syriza (een electorale alliantie rond de partij Synaspismos). De KKE steeg van 5,89 naar 8,15 procent en Syriza van 3,26 naar 5,04 procent. Wat vooral opvalt is hun sterke groei in stedelijke gebieden. In de tweede regio van Athene (regio B, het grootste kiesdistrict van Griekenland en de grootste arbeiderswijk) kreeg de linkerzijde voor het eerst sinds de val van het Kolonelsregime in 1974 een totaal van 21,04 procent van de stemmen achter zich (KKE 12,1 en Syriza 8,94). Dat betekent een stevige groei sinds de 13,5 procent in 2004. Ze eindigen daar nu nog maar 13 procent achter Pasok. In Piraeus gingen ze van 15 naar 21 procent (KKE 14,5 en Syriza 6,42), in Thessaloniki van 11 naar 16,5 procent (KKE 10,31 en Syriza 6,11) en in Patras van 8,1 naar 12,1 procent (KKE 7,2 en Syriza 4,7).
Voor het eerst sinds het einde van de dictatuur in 1974 hebben de partijen links van de Pasok 36 parlementsleden (KKE 22 en Syriza 14). Volgens opiniepeilingen verkregen zij de meerderheid van de stemmen onder jongeren die pas stemgerechtigd zijn, vooral onder studenten en jonge arbeiders. Dit is duidelijk een weerspiegeling van de grote studentenbeweging die begin dit jaar de regering onder druk zette en ook van enkele militante stakingen waarbij jongeren een voortrekkersrol speelden (bij de leerkrachten, bankbedienden, schippers, havenarbeiders, gemeentelijke ambtenaren, textielarbeiders enz.).
De andere winnaar van de verkiezingen was de extreem-rechtse LAOS (het Orthodoxe Volksverbond) geleid door Giorgos Karatzaferis, een reactionaire demagoog die voortkomt uit de ND. Zij verhoogden hun stemmen van 2,2 procent in 2002 naar 3,79 procent en beschikken nu over 10 parlementsleden. Net zoals bij de linkse partijen verkreeg LAOS hogere percentages in de steden: Athene 5,5 procent, Thessaloniki 6,5 procent en Piraeus 6,5 procent. Dit is een uitdrukking van de scherpere polarisatie tussen de klassen. Het is echter geen toeval dat de kiescampagne van LAOS zich niet zozeer concentreerde op racisme maar wel op de werkloosheid, armoede en de parasitaire rol van de banken. Ook dit onderlijnt – op een vervormde manier – dat de belangrijkste stemming onder de arbeiders voornamelijk naar links gaat.
Voorzittersverkiezingen in Pasok
Net nadat de resultaten bekend werden, kondigde Giorgos Papandreou aan dat hij onmiddellijk een referendum zou organiseren om de partijbasis te consulteren over een nieuwe periode in de leiding over Pasok. Hij zal deze keer echter niet de enige kandidaat zijn. Evangelos Venizelos, een voormalige minister in de regering van Simitis, heeft zich eveneens kandidaat gesteld voor het voorzitterschap. Hij is een toonaangevend partijkader en een goede redenaar, iets wat Giorgos Papandreou niet is. Nochtans heeft hij geen linkse achtergrond maar hij komt uit Kodiso, een burgerlijke politieke sekte van de jaren ’80. Venizelos is de favoriet van enkele grote persbedrijven en eigenaars van televisiekanalen. Eigenlijk vertegenwoordigt hij een (minderheids)strekking binnen de burgerij die traditioneel de rechterzijde van Pasok steunt. Gedurende de afgelopen periode heeft hij zich nooit verzet tegen de liberale lijn van Papandreou. Nu hamert hij plots op de nood aan een “ideologische heropbouw van Pasok”. De enige ‘oplossing’ die hij echter aanbiedt aan de partijbasis – naast wat linkse retoriek – is om een nieuwe mediastrategie te ontwikkelen zodat ze beter hun boodschap kunnen overbrengen, zonder dat er fundamenteel iets wijzigt aan die neoliberale, pro-kapitalistische boodschap.
De komende weken hebben de partijleden de mogelijkheid te kiezen, zonder dat er een linkse kandidaat voorhanden is. De afwezigheid van een georganiseerde linkerzijde in de partij is beslissend voor de onmiddellijke toekomst van de partij. Dit linkse vacuüm binnen de leiding zorgt voor verwarring en teleurstelling bij de partijbasis en de werkende klasse. Daardoor wordt het herstel van de partij uitgesteld en krijgen de andere linkse partijen KKE en Syriza verdere kansen om te groeien. Toch zal dit vacuüm in de Pasok onvermijdelijk op een bepaald moment ingevuld worden, onder druk van de sociale strijd. Maar door de sterke verrechtsing van de partijleiding is het moeilijk om te voorzien op welk moment, tegen welk tempo en op welke manier dit zal gebeuren.
Zwakke ND-regering
Na de verkiezingen verklaarde premier Karamanlis dat zijn regering effectiever zal kunnen werken en dat hij naar zijn gevoel nu een stabielere en sterkere positie heeft. Eigenlijk is de enige reden waarom hij zichzelf sterker kan verklaren, de politieke ineenstorting van de Pasok-leiding. Het aantal parlementsleden van ND is immers teruggevallen van 165 naar 152, een zeer nipte meerderheid op een totaal van 300 volksvertegenwoordigers. Het toont hoe de parlementaire positie van Karamanlis verre van comfortabel is. Hij beloofde het Griekse patronaat dat hij in de komende periode prangende zaken zal aanpakken, zoals de ‘hervorming’ van de sociale zekerheid, de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de totale privatisering van zowel overheidsbedrijven als publiek onderwijs. Daar komt evenwel één probleempje bij kijken. De afgelopen 3,5 jaar was zijn regering niet bij machte deze maatregelen uit te voeren hoewel ze over 165 parlementsleden beschikte en aanvankelijk genoot van immense populariteit. De vraag is hoe ze dat nu denken op te lossen na deze electorale afgang, na de grote schandalen en na de kritiek over de bosbranden (lees Fires expose the real nature of “New Democracy” government).
Bovendien zal de regering te kampen hebben met nog een andere factor. Arbeiders en jongeren hebben aan zelfvertrouwen gewonnen door de overwinning van Syriza en KKE. In werkelijkheid heeft vooral één factor de regering gered van een absolute ramp: het feit dat de Griekse economie is blijven groeien (4,6 procent in het tweede kwartaal van 2007). Anderzijds heeft deze groei slechts magere cadeaus in de aanbieding voor werkende mensen: wat slecht betaalde banen, parttime en tijdelijk werk, en dat gecombineerd met een toenemende schuldenberg die een zekere ‘consumentenboom’ mogelijk maakte. Deze ontwikkeling gaat hand in hand met stijgende druk op de werkvloer. In de komende periode zal zelfs dat soort groei tot stilstand komen.
Net deze situatie verklaart de snel veranderende stemming in de maatschappij. De richting van die stemming is onmiskenbaar naar links. Dat verklaart ten gronde het verkiezingsresultaat. Toch zijn de verkiezingsnederlagen van rechts en van de sociaal-democratische leiding samen met de overwinning langs de linkerzijde slechts een indicatie van wat mogelijk is: het is zeker geen oplossing op zich. Het kan de psychologie van de werkende klasse wel veranderen maar om de maatschappij grondig te veranderen is er meer nodig, namelijk een revolutionair politiek programma en de eenheid van de arbeidersbeweging rond dit programma.
De KKE heeft bij deze verkiezingen veel correcte eisen naar voren gebracht om de werk- en levensomstandigheden van gewone werkende mensen te verbeteren. Spijtig genoeg heeft de partijleiding nog niet een regelrecht socialistisch programma aangenomen en tezelfdertijd leiden hun tactieken vaak doelbewust tot verdeling van de arbeidersbeweging. Met de leiding van Syriza is het nog erger gesteld. Zij hebben zich nu een zeer soft links reformisme aangemeten en verwijzen volstrekt niet meer naar het doel van een socialistische maatschappij. In feite droomt een aanzienlijk deel van hun leiding ervan om een coalitieregering te vormen met Pasok, zoals de coalitie rond Prodi in Italië, dus met uitvoering van kapitalistische maatregelen. Wij nodigen Griekse activisten dan ook uit om een duidelijk socialistisch programma te verdedigen, op basis van eenheid van de werkende klasse in de strijd tegen het kapitalisme. Dat is waar de Griekse Marxistische Tendens en hun blad ‘Marxistiki Foni’ voor staan.